Al mijn zintuigen hadden in Seminyak en Sebatu al verschillende orgasmes gehad en daar gingen ze in Ubud vrolijk mee verder. Bali is onuitputtelijk. Neem alleen al het terras voor onze kamer van het Greenfield Hotel. Het bood een goddelijk uitzicht op de rijstvelden die halverwege werden onderbroken door een rij palmbomen.
De ondergaande zon zorgde om de minuut voor een andere kleurschakering aan de hemel. Kwakende kikkers, een in het water wroetende boer en de brandgeur deden de rest. Slechts voor ons uit staren zorgde al voor een onvergetelijke ervaring.
Nu ik deze gastblog schrijf (hallo, Johan hier) zie ik alles weer precies voor me. Ik ruik het, ik voel het. Niet alleen alle goddelijkheden van moeder Natuur, maar ook het hemelbed, de megabadkamer en het heerlijke zwembad. En dat voor niet eens zo heel veel geld, zeker in vergelijking met ons vorige stulpje in Sebatu.
Ook het eten was in Ubud een stuk voordeliger dan tijdens de vorige twee stops. In Café Wayan kreeg Marieke een uitgeholde ananas gevuld met rijst en kip voorgeschoteld en ik kon mijn enorme bord nasi met verrukkelijke sateh nauwelijks op. Bintang-biertje en een wijntje erbij. De rekening? Nog geen 15 euro. Totaal.
Ook was het mooi om anderen te zien eten. Apen in dit geval. We zetten vroeg onze wekker om in een nog bijna leeg Sacred Monkey Forest de honderden beesten hun ontbijt naar binnen te zien werken. Toen ze de zoete aardappelen achter de kiezen hadden, brak het speelkwartier aan. De ene na de andere aap sprong op de rug van Marieke. Ik was daar iets minder van gediend. Als ik zo’n aap tegen mijn been op voelde klauteren, gilde ik zoals je eerder van mevrouw Van Boven zou verwachten.
Ook voor de trip naar onze vierde bestemming op Bali kropen we vroeg in de ochtend uit bed, zodat we eerst nog een bezoek konden brengen aan de Tegenungang Waterfall. Mijn hemel, wat een paradijs. Alsof we in de mooiste bladzijde van een reisgids stapten. De zon die nog aan het klimmen was, het groen bovenop de berg en natuurlijk het eindeloos kletterende water. Ogen tekort.
Via een gammel bruggetje (vier bamboestokken) stak ik het riviertje over om de waterval eerst aan de bovenkant te kunnen bekijken. Hoe hoger ik kwam, des te gladder het werd op de rotspartijen. Fuck, daar gleed ik bijna onderuit op mijn slippertjes. Ik keek zo’n twintig meter naar beneden. Zou toch zonde zijn als mijn vrouw na nog geen twee weken al weduwe door het leven moet. Vrolijk zwaaide ik naar Marieke. Niets aan de hand, schat!
Eenmaal weer beneden trok ik mijn shirt uit en sprong ik het water in. Wat een herrie, wat een kracht, wat een uitzicht. Dit was de beste ochtenddouche ooit. De huwelijksreis was compleet. Nou ja, bijna compleet. Op naar Uluwatu!
Wat leuk Jo!!!!
Ahh heerlijk, ik droom weer even weg. Ik vond Ubud echt een verademing na het vreselijke Kuta; denk er met veel plezier aan terug.
Goed geschreven zeg, geef die man een vaste rubriek! :P
Wauw wat ongelovelijk gaaf om te zien en lezen. Het lijkt mij ook al jaren zo mooi! Leuk zo’n gastblog! ;-)
Super vet!! Goed geschreven :-)
Ik heb nu pas door dat we in Ubud in hetzelfde hotel verbleven! Inderdaad een pareltje.
Wat leuk dat Johan dit schrijft! Prachtige foto’s en ik begrijp je volledig wat betreft die apen… Hoeven niet perse op mijn rug. Of in mijn armen. Of dichterbij dan 4 meter afstand. (Ik ben niet verder gekomen dan de entree daar in Ubud, ik zag die apen en dacht: ‘Ok, check, gezien. Doei.’)
Wauw, wat een omgeving! En wat leuk geschreven Johan!
Wat een geweldig mooie plek zeg! Prachtige foto’s!